Selecteer een pagina

Al heel jong leren wij dat het eigenlijk altijd beter kan en je altijd “moet”gaan voor de beste versie van jezelf. Als je een 9,5 haalde op school, dan had het eigenlijk gewoon een 10 kunnen zijn als je net ietsje beter je best had gedaan. Als je tweede was geworden bij een wedstrijd, dan had je eigenlijk eerste kunnen worden. Elke dag een 10 willen zijn, kan al heel vermoeiend als je gezond bent. Maar als je met een chronische ziekte elke dag een 10 wilt zijn, kan dat soms heel erg frustrerend zijn.

Eigen gecreëerde kooien

Des te minder ik lichamelijk kon, des te harder werkte ik er aan om de wereld te laten zien wat ik wel kon. Continue legde ik de lat hoger en ook op hele slechte dagen, ging ik voor die hoge lat. Ik moest en zou die 10 zijn. Eigenlijk wilde ik gewoon een 11 zijn want ik wilde de wereld laten zien dat ik “gewoon normaal” was, ondanks dat mijn benen maar bleven groeien en ik steeds minder kon. Een 9,5 kwam niet in mijn boekje voor en zo creëerde ik mijn eigen kooi waarin het eigenlijk nooit goed genoeg was. Elke dag sloot ik weer af met de gedachte “het kon eigenlijk beter” en ik raakte verstrikt in een soort vicieuze cirkel van onhaalbare doelen en over grenzen gaan.

Nu is over je grenzen gaan natuurlijk nooit goed, helemaal niet als je te maken hebt met een lichamelijke beperking of een chronische ziekte. Van nature heb ik wel een bepaalde mate van competitie drang in mijzelf en vind ik het leuk om altijd net even beter te scoren maar ergens along the way verloor ik mijn zicht op de realiteit. Waar ik lichamelijk niet heel veel meer kon door de lipoedeem in mijn benen, vond ik het toch de normaalste zaak van de wereld om juist lichamelijk heel veel van mijzelf te vergen. Met alle gevolgen van dien. Ik kon geen duidelijke grens meer vinden tussen mijn competitieve karakter en wat ik daadwerkelijk kon. Ergens werd het ook gevoed door de vooroordelen uit de maatschappij en het feit dat ik de wereld wilde laten zien dat ik “heus” wel alles kon ondanks mijn enorme benen.

Soms een 1, soms een 10

Het afgelopen jaar is er enorm veel veranderd. Niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Waar ik aan het begin van het operatie proces nog enorm aan het vechten was als ik een dag had die de classificatie 1 kon krijgen want in mijn hoofd was dat gewoon niet mogelijk. Ik had eindelijk bereikt waar ik al jaren van droomde dus het moest nu ook gewoon goed gaan en eigenlijk moest het alleen maar beter gaan. Een compleet kromme gedachte als je in herstel zit want herstel is geen lineaire lijn en er zijn gewoon dagen die een dikke 1 zijn.

Een van de belangrijke lessen die ik dit jaar leerde was dat het soms gewoon echt oké is als je een dag hebt die gewoon een 1 of een 2 of een 3 is. Het is oké om die dagen te hebben en op die dagen hoef je echt niet continue bij jezelf te denken dat het altijd beter kan. Op sommige dagen kan het gewoon niet beter en dat is helemaal oké. Sommige dagen zijn gewoon ruk en dat is oké. Niemand zal je op zo’n dag verplichten om er een 10 van te gaan maken. Alleen jijzelf misschien maar dan is dus de vraag of het wel realistisch om dat van jezelf te vragen. De weg van een 1 naar een 10 is namelijk behoorlijk groot en je moet jezelf dus afvragen of je zo’n dag dan niet gewoon moet laten zijn en de volgende dag gewoon een nieuwe poging mag wagen om die wel een 10 te laten worden. Het zit namelijk altijd in ons hoofd de waarde die wij aan iets geven en ja, je kan altijd denken dat het altijd beter kan. Dat kan ook vast maar de vraag is: moet je altijd willen dat het beter kan of mag je gewoon ook wel eens een dag niet beter kunnen?

Take care!

xoxo